
Als we over het erf van de familie Scherpenzeel in Nieuwland lopen, zie je ze direct staan: een rijtje van meer dan twintig witte kalverhokjes, netjes naast elkaar opgesteld. “Welkom in de Kalverstraat”, glimlacht Jenneke Scherpenzeel, die het melkveebedrijf samen met haar man Herman en zijn broer Anton runt.
Groeispurt
In 1937 begonnen de grootouders het bedrijf met vijftien koeien op evenveel hectares grond. De vader van Herman en Anton namen in 1961 het bedrijf over en breidde het uit. In de jaren tachtig werd een belangrijke stap gezet: de bouw van een ligboxenstal en een groeispurt naar 200 koeien. Inmiddels is het bedrijf uitgegroeid tot een modern melkveebedrijf met 270 melkkoeien en 220 stuks jongvee, goed voor 3,3 miljoen kilogram melk per jaar. De familie is altijd de kracht van het bedrijf geweest. Na het plotselinge overlijden van hun vader in 2001, namen de drie zoons de leiding over. Op een gegeven moment ging de jongste broer uit het bedrijf. Hij verhuisde eerst naar het oosten van Duitsland en bouwde daar een bedrijf met 800 koeien op. Daarna ging hij naar Canada, waar hij nu een melkveebedrijf met 350 melkkoeien runt. De broers Herman en Anton runnen nu het melkveebedrijf in Nieuwland, ze vullen elkaar goed aan. “Ik houd me naast de dagelijkse werkzaamheden bezig met de financiën, administratie, jongvee en vruchtbaarheid”, vertelt Herman. “Anton richt zich op het voeren, landwerk en de machines.” Herman en Jenneke trouwden in 1985. Nadat de moeder van de broers stopte met melken, ontfermde Jenneke zich over het melken. Tot vorig jaar. “Iedere ochtend om half zes en iedere middag om half vijf stond ik in de melkput. Toen ik bijna zestig werd en zeven kleinkinderen had, dacht ik: het is mooi geweest”, zegt Jenneke.

Rust in de stal
De overstap vorig jaar van de melkput naar melkrobots was snel besloten. “Het geeft flexibiliteit. Je hoeft niet meer op vaste tijden in de stal te staan en het is beter voor de koeien”, zegt Herman. “Waar we vroeger twee keer per dag melkten, kiezen de koeien nu zelf wanneer ze gemolken worden.” De resultaten spreken voor zich, de melkproductie steeg naar gemiddeld 39 liter per koe per dag. De robots dragen bovendien bij aan betere uiergezondheid. “De robots reinigen en ontsmetten de spenen heel grondig. Het celgetal is structureel lager dan vroeger.”
Taal van de boer
De familie Scherpenzeel levert altijd al hun melk aan Vreugdenhil. “De mensen van Vreugdenhil spreken de taal van de boer”, zegt Herman. “Ze staan altijd voor je klaar.” Wat Herman waardeert is het persoonlijke contact. “De lijnen zijn kort. Ik kan algemeen directeur Albert de Groot een berichtje sturen als ik wil. Niet dat ik dat iedere week doe, maar laatst stond er een artikel in de krant over een bakker die een prijs had gewonnen met de lekkerste croissant. Die bakker vertelde dat het kwam door de melkpoeder van Vreugdenhil die erin was verwerkt. Toen stuurde ik hem even een berichtje.” Wel wordt er soms stevig over de hoogte van de melkprijs gediscussieerd. “Dat hoort erbij, maar ik heb veel waardering voor hoe ze met hun leveranciers omgaan. Ze zoeken goede mensen om zich heen en weten wat er op een boerenerf speelt.”


Bijproducten
Een speerpunt op het bedrijf is het uitgebalanceerde rantsoen. De koeien krijgen kuilgras, mais, sodagrain en gerst. “We gebruiken ook restproducten als citrusen bietenpulp, bierbostel en soycake om de CO2-uitstoot van de koeien te beperken.” De familie neemt deel aan Tomorrow’s Dairy, een programma dat zich richt op het verminderen van CO2-uitstoot van de melkveehouderij. “Het voer is erop gericht de pens van de koe te optimaliseren, met minder methaanproductie als gevolg.”
Toekomst
De toekomst van het bedrijf is nog niet duidelijk. Hermans kinderen kiezen een ander pad. “We hebben twee dochters en een zoon, maar geen van hen gaat het bedrijf overnemen”, zegt Jenneke. Broer Anton heeft een zoon Wim van 21 die interesse toont. “We zijn in gesprek hoe we dat het beste kunnen regelen. We hopen op een mooie toekomst met een bedrijf dat, ondanks alle uitdagingen, kansen blijft zien én benutten.”
Dit artikel verscheen in de zomeruitgave van het magazine voor melkveehouders van Vreugdenhil Dairy Foods.